Het leefklimaat: geen afbakening in tijd en ruimte

Het leefklimaat kan en mag niet begrepen worden als datgene waar aan gewerkt wordt wanneer “alles goed loopt”. Ook, en misschien nét,  wanneer er in de leefgroep sprake is van uitdagende(re) situaties is het belangrijk om in te zetten op het creëren van een positief leefklimaat. Het werken aan een positief leefklimaat omvat immers naast elementen als sfeer en verbinding ook begrenzing, structureren en reageren wanneer het mis gaat/dreigt te gaan (van der Helm, 2019). Aandacht voor het leefklimaat dient begrepen te worden als een basishouding of basisvisie van waaruit vertrokken wordt om er vervolgens concrete acties op vast te enten. Telkens opnieuw dient het hierbij te gaan om: wat zien en beleven we en hoe kunnen wij hier bewust mee omgaan, rekening houdend met het streven naar een positief leef- en werkklimaat. Het is niet omdat er sprake is van een incident, een interventie, een discussie, … dat er op dat moment geen sprake kan zijn een positief leefklimaat. Aandacht voor het leef- (en werk)klimaat betreft een basishouding die 24/24 7/7 aandacht behoeft, en dit met het oog op zowel de cliënten als de medewerkers. Het leefklimaat is met andere woorden geen vrijblijvend concept, maar wél iets waar we, rekening houdend met de rechten van kinderen en jongeren, aan moeten werken.

Geen toolkit ‘positief leefklimaat’

Hoewel er werkzame en hinderende factoren opgemerkt kunnen worden in het werken aan een open klimaat mag het leefklimaat niet begrepen worden als een technisch te implementeren kader. Het realiseren van een positief leefklimaat dient wél begrepen te worden als een dynamisch concept gezien het om een constant streven gaat, waarbij medewerkers telkens opnieuw bewust stilstaan bij wat zich in de leefgroep voordoet en hoe ze hierop hun handelen kunnen afstemmen. Het gaat met andere woorden om het streven naar een basishouding waarbij veiligheid de basis vormt om verder te groeien, zowel als cliënt en als medewerker.

Zonder pedagogische visie, geen positief leefklimaat

Bij het realiseren van een positief leefklimaat, is het essentieel om te vertrekken van een pedagogisch coherent kader. Op basis van gesprekken met medewerkers en leidinggevenden kan opgemerkt worden dat de term ‘positief leefklimaat’ in een aantal voorzieningen begrepen wordt als een concept dat impliceert dat een begeleider geen inspraak, bewegingsvrijheid en/of beslissingsrecht meer heeft en louter de stem van het kind/de jongere prioritair is. Deze, naar onze mening, verkeerde perceptie kan leiden tot frustratie en onrust bij medewerkers. Belangrijker dan de term, gaat het met betrekking tot het leefklimaat om de vraag: hoe gaat men in een organisatie bewust om met (on)veiligheid, agressie, complexe situaties, moeilijke vraagstukken, incidenten, maar ook met positieve zaken en hoe ent je daar als sector, organisatie, team, individuele medeweker, … acties op. Dit alles dient een plek te krijgen in de voorgenoemde pedagogische organisatievisie. Een duidelijk en breed gedragen organisatievisie zal ertoe leiden dat keuzes met betrekking tot de werking beargumenteerd worden genomen. Het is dan ook essentieel om voldoende tijd en energie te investeren in de uitwerking van dergelijk pedagogisch concept. Hierbij kan de visie van het Agentschap Opgroeien, net als kwaliteitsvolle lerende netwerken helpend en inspirerend zijn.

HET probleem bestaat niet

Rekening houdend met de visie van Floortje Schepers (2021) is het niet aangewezen om menselijk gedrag te categoriseren in modellen en kaders. Het menselijk gedrag is namelijk, zeker wanneer ze afwijkt van een ‘norm’, te ingewikkeld om wetenschappelijk volledig te doorgronden. De gedachtegang ‘What you can see, is all there is’ is in deze misleidend. Wanneer problemen geclusterd en vervolgens gelabeld worden, schept dit de idee dat we ze ook kunnen oplossen. Echter, menselijke eigenschappen zijn veranderlijk, waarbij ze in belangrijke mate beïnvloed worden door de context. In bepaalde gevallen kunnen deze eigenschappen, in interactie met de omgeving, (heftig) ontregelen. Dit maakt deze problemen ‘wicked’ (naar) en niet eenduidig ‘oplosbaar’ (van der Helm, Hofte & Wesselius, 2022). Eerder dan te focussen op modellen en protocollen, is het belangrijk om samen de dialoog aan te gaan, waarbij de subjectieve betekenis van verhalen, van taal, van context, en van complexe praktijken centraal staat (van Wijngaarden, 2021). Hieraan tegemoet komen impliceert dat er gestreefd wordt naar individueel maatwerk, op niveau van iedere cliënt. Gezien de duidelijke interactie tussen gedrag en omgeving, is het cruciaal dat er een leefklimaat gecreëerd wordt waarbij cliënten, samen met medewerkers, kunnen groeien (Neimeijer, 2021).

Veiligheid is sterk relationeel

Uit zowel onderzoek als praktijkervaringen weten we: een goede (vertrouwens)band tussen begeleiders en jongeren is cruciaal in het welslagen van het leefklimaat, alsook het individueel hulpverleningstraject. Dit is echter geen evidente opdracht. Volgens Neimeijer (2021) staan begeleiders voor de complexe opdracht om enerzijds, als gevolg van de problematiek van cliënten, risico’s in kaart te brengen en deze op te volgen en anderzijds een relatie op te bouwen, te onderhouden en recht te doen aan de noden en behoeftes van cliënten. Hoewel niet alle cliënten tot verbinding wensen te komen, weten we dat mensen adaptieve, complexe wezen zijn die, als zij ontregelen, in verbinding met de ander tot herstel kunnen komen (Schepers, 2021). In het werken aan veiligheid, is het nodig om alert te zijn dat er niet louter energie gaat naar de manier waarop fysieke en infrastructurele veiligheid gerealiseerd wordt, ten koste van een relationele vorm van beveiliging. Het is vooral nodig om een veilige leer- en werkplek te creëren waarin de jongere in staat wordt gesteld om vanuit een participatief kader, rekening houdend met zijn of haar noden en behoeftes, de regie en verantwoordelijkheid (terug) te nemen over het eigen leven, zijn/haar gedrag en traject. Vertrouwen en vrijheid geven verder invulling aan de term veiligheid, zonder het (krampachtig) te willen vastzetten.  

Verder dan de relatie tussen begeleider en jongere is het nodig om een netwerk rond jongeren te bouwen, wat perspectief biedend kan zijn. Beide elementen dienen ertoe bij te dragen dat er een gevoel van belonging ofwel het gevoel dat je als mens ergens deel van uitmaakt gerealiseerd wordt. Dit laatste vormt een hoeksteen die bijdraagt tot de ontwikkeling van kinderen en jongeren tot veerkrachtige mensen.

Door de inzet op bovenstaande elementen wordt geprobeerd om een set van veilige personen, plaatsen, handelingen proactief en creatief, in samenspraak met de jongere, te creëren. Het wordt hierbij ingeschat dat fysieke en/of infrastructurele veiligheidsaspecten tijdelijk wenselijk en noodzakelijk kunnen zijn. Een goede, regelmatig opnieuw uitgevoerde, individuele risicoanalyse kan een duidelijk kader bieden waarbinnen jongeren, context en begeleiders zich kunnen begeven.

Streef naar een semipermeabel pedagogisch klimaat

Gericht op de buitenwereld, is het nodig om een leefgroep, al dan niet na een periode van tijdelijke geslotenheid, semipermeabel (of ‘halfdoorlaatbaar’) te organiseren. De valkuil bestaat dat de leefgroep als setting te prominent wordt ingezet. Het is echter nodig om cliënten te begrijpen als jongeren met een individueel plan en traject in de samenleving, vertrekkend vanuit een hybride leefgroep. Dergelijke leefgroep heeft een netwerk rond zich, bestaande uit externe, professionele partners, maar ook contextfiguren, vrijetijdsbesteding, onderwijs, … Op die manier wordt gestreefd naar een open systeem op maat, waarbij veiligheid vanuit een brede(re) definitie benaderd wordt. Op die manier wordt vermeden dat de structuur en de controle in de leefgroep toeneemt en het hierdoor een gesloten, repressief systeem wordt.

Werkklimaat

Hoewel het een bezorgdheid is bij medewerkers en leidinggevenden, kunnen we er niet van onderuit dat er van iedere begeleider verwacht wordt dat ze een “duizendpoot” zijn in het bezit van kennis, methodieken, expertise en een basishouding die het mogelijk maakt om iedere cliënt individueel te coachen, maar ook de leefgroep als ruimere entiteit te begeleiden. Begeleiders nemen op die manier een sleutelpositie in, in de vormgeving van het leefklimaat, waarbij het leefklimaat afgestemd dient te worden op én de specifieke kenmerken, noden en behoeften van de cliënten én de veiligheid van cliënten en hun omgeving (Neimeijer, 2021). Het streven naar deze balans maakt het niet eenvoudig om een positief leefklimaat vorm te geven. Het investeren in de kennis en kunde van medewerkers, maar ook bewust omgaan met overtuigingen, attitudes en de realisatie van een professionele ethiek, gericht op een positief leef- en werkklimaat, is bijgevolg essentieel.

Om kwaliteitsvolle zorg te (blijven) garanderen, rekening houdend met de cliënt en zijn of haar specifieke context, is voortdurende ondersteuning op vlak van de kennis, vaardigheden en de attitude van begeleiders ten aanzien van het professioneel handelen in de leefgroep nodig (Neimeijer, 2021). Aanvullend op het leefklimaat, hebben begeleiders met andere woorden recht op een kwalitatief goed werkklimaat, met optimale ondersteuning vanuit de organisatie (Neimeijer, 2021). Het is hierbij noodzakelijk om op niveau van de sector, de organisatie, het team, … een cultuur te creëren waarbij niet alleen de cliënten, maar ook begeleiders de ruimte krijgen om zaken uit te proberen, te ‘falen’ en opnieuw te proberen.

Op die manier wordt veiligheid, eerder dan angst en onzekerheid, voor iedere medewerker gecreëerd in de manier waarop zijn/haar professioneel handelen vorm krijgt. Op die manier zullen zij ook in staat worden gesteld om veiligheid en vertrouwen in te zetten ten aanzien van en door te geven aan cliënten.

Een blik op de toekomst: ondersteuning (op maat)

AWL streeft naar een structurele, duurzame en intersectorale verankering van het begrip ‘leefklimaat’ in de residentiële jeugdzorg. Om voorzieningen (verder) te ondersteunen in het (voortdurende) streven naar een open leefklimaat worden er vanuit de AWL een aantal ondersteuningsmodules aangeboden: vorming (in open aanbod en/of in de voorziening), intervisiemomenten en procesbegeleiding. Met behulp van theoretische achtergrond en praktische handvatten wordt de visie van voorzieningen rond het leefklimaat gevoed en worden reflectiemogelijkheden gecreëerd.

Interesse?
Neem dan zeker contact op met Lisa Cardoen (projectcoördinator AWL): lisa.cardoen@votjeugdhulp.be
0491 71 92 85. Of neem een kijkje op onze website voor een overzicht van alle ondersteuningsmodules: https://www.votjeugdhulp.be/Ondersteuningsmodules
Dit artikel kwam tot stand met ondersteuning van de leden behorend tot de adviesgroep van de Academische Werkplaats Positief Leefklimaat: Jo Voets, Annelien Coppieters, Ingrid Crabbe, Delphine Levrouw, Eddy Van den hove, Roel Reubens, Franky D’Oosterlink, Stijn Vandevelde, Rudi Roose, Peer van der Helm en Filip De Baets.
Bibliografie
Cardoen, L., De Baets, F., Vandevelde, S., & Roose, R. (2021). Eindrapport Academische Werkplaats Leefklimaat.
Cardoen, L., De Baets, F., Vandevelde, S., & Roose, R. (2022). Eindrapport Academische Werkplaats Positief Leefklimaat. Veilig Verblijf en de gemeenschapsinstellingen.
Neimeijer, E. (2021). 'Close(d) Care. Group climate in a secure forensic setting for individuals with mild intellectual disability' (Proefschrift)
Schepers, F. (2021). Mensen zijn ingewikkeld. Amsterdam: De Arbeiderspers.
van der Helm, P. (2019). Leefklimaat! Voor jeugd en volwassenen. SWP, Uitgeverij
van der Helm, P., Hofte, S., & Wesselius, H. (2022, 7 februari). De tranen van Jason en de denkfouten van ons systeem van gesloten jeugdzorg en gedwongen GGZ. Position paper voor de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Van Wijgaarden, E. (2021). Boekrecensie: ‘Mensen zijn ingewikkeld’ – Floortje Scheepers. Geraadpleegd op https://www.zorgethiek.nu/boekrecensie-mensen-zijn-ingewikkeld-floortje-scheepens/

Lisa Cardoen I VOT Jeugdhulp