Dit boek is één groot pleidooi voor pure pedagogiek in de omgang met kinderen en jongeren bij wie het opgroeien om wat voor reden dan ook niet vanzelf gaat. En met pure pedagogiek bedoel ik inclusie, context en zoveel mogelijk het gewone leven. Helaas is die pedagogiek grotendeels overschreeuwd door disciplines met een sterkere lobby.
Daardoor worden nu, als het opvoeden of opgroeien van kinderen problematisch verloopt, kinderen maar al te vaak probleemeigenaar, meteen DSM-classificatie die de context geheel buiten beschouwing laat. Het kind, en niet de samenleving of de school, heeft ADHD of dyslexie. Mijn geknik begon al bij het voorwoord op de eerste bladzij van de ongewone reisgids, waar Mario Nossin schrijft:
‘We leggen het probleem liever bij het kind of de ouder, terwijl wij zelf systemen ontwikkelen die hun problemen verergeren. ’
In die systemen plaatsen we kinderen die moeilijk zijn of het moeilijk hebben in uitzonderingsposities. Zij dragen het label, zij krijgen speciale of specialistische behandelingen en zij moeten naar een speciale school en/of uit huis. Soms gaan ze helemaal niet meer naar school omdat ze nergens welkom zijn of omdat professionals vinden dat ze eerst behandeld moeten worden voor hun probleem. We ontnemen deze kinderen het bekende en vertrouwde en excluderen hen van het gewone leven.
Hoogleraren pedagogiek als Jo Hermanns en Wim ter Horst pleiten al sinds de jaren negentig voor zoveel mogelijk behoud of herstel van het gewone leven in geval van problematische opvoed- of opgroeisituaties. Het gewone leven biedt structuur en houvast, het kind hoort er dan nog bij, behoudt zijn verschillende sociale rollen (vriend, leerling, voetballer) en kan zich blijven ontwikkelen. Het citaat van een jongere in de ongewone reisgids maakt pijnlijk duidelijk dat sommige kinderen alleen nog maar meer verliezen als ze in jeugdzorg komen:
‘Alles wat goed ging in mijn leven, viel weg: mijn vrienden, school. Ik zat op het VWO, maar in de instellingen gaven ze geen onderwijs op dat niveau. Het laatste restje ‘normaal leven’ dat ik kende, is daar stuk gemaakt. Terwijl juist vriendschappen en onderwijs voor mij de haakjes waren om me op de been te houden’
Dit moet anders en dit kan anders, als de (ortho)pedagogiek uit de schaduw komt en zich meer laat gelden. De ongewone reisgids draagt hierop een prachtige manier aan bij met haar pedagogische pleidooi voor inclusie, context en het gewone leven. Het boek geeft ten eerste praktische tips aan professionals, zoals ‘Doe je contextlenzen in’ of ‘Neem het gewone leven als vertrekpunt' (in plaats van als doel): vraag jezelf steeds af 'Wat kan ik in het dagelijks leven doen om het opgroei- of opvoedproces te bevorderen?’ of ‘Vraag je bij ieder individueel probleem van een kind of gezin af of het niet eigenlijk een kwestie voor de buurt of de samenleving is’. Door te werken aan sociale kwesties en omstandigheden, helpen we immers meerdere kinderen en gezinnen tegelijk en “dweilen we met de kraan dicht”.
Daarnaast geeft het boek een informatief overzicht van initiatieven die er al zijn, zoals het Instituut voor Inclusief Onderwijs, de beweging Met Andere Ogen, de Nieuwe GGz, de stichting Eigen Kracht Centrale, en de organisaties Sociale Rolversterking en Steunouder Nederland. Deze en vele andere wel en niet in het boek genoemde initiatieven zijn gericht op het bieden van ondersteuning in het gewone leven, zodat kinderen zoveel mogelijk normaal mogen zijn en mee kunnen blijven doen in onze samenleving.
Tenslotte is de ongewone reisgids een bron van inspiratie voor de broodnodige verandering in hoe we praten over, kijken naar en omgaan met kinderen in uitdagende of lastige situaties. Het bevlogen betoog wordt afgewisseld en verrijkt met persoonlijke verhalen, mooie metaforen, en pakkende citaten als “Include one can benefit all, include all can benefit one”, “Alles begint bij een glimp”, “De professional moet expert van het gewone leven zijn”. Nu ik deze citaten type voel ik de nekkramp weer opkomen wegens m’n hevige knikken.
De zorg van de afgelopen decennia, met al haar individuele labels en interventies heeft kinderen en gezinnen over het algemeen niet of nauwelijks verder geholpen. In plaats van almaar meer kinderen en ouders kunnen we beter zeer bepalende ongelukkige omstandigheden in behandeling nemen, zoals armoede, onveilige buurten en een overbelast en intolerant onderwijssysteem. Voor een groeiend aantal kinderen is onze samenleving geen veilige en inclusieve haven, en dat zou niet hun probleem maar de collectieve verantwoordelijkheid van ons volwassenen moeten zijn. Om de problemen in de zorg voor jeugdigen op te lossen is een fundamenteel andere manier van denken en kijken nodig: van een medisch naar een sociaal model, van stoornistaal naar gewone taal, van DSM-labels naar contexten, van individuele behandelingen naar collectieve verantwoordelijkheden, van casuïstiek naar kwestuïstiek, van kind in professionele instelling naar professional in het gezin, van excluderen en afzonderen naar inclusie in het gewone leven.
De Pedagogiek is aan zet en de Reisgids voor verandering ligt klaar.
De ongewone reisgids voor het gewone leven
Laura Batstra