Ik schrijf dit artikel vanuit de bescheiden positie van buitenstaander – kritische vriend. Als docent en onderzoeker ben ik ben geen specialist in de jeugdhulp. Toch denk ik een bijdrage te kunnen leveren aan de boeiende en levendige discussie over de toekomstkeuzes in de jeugdhulp. Ik bouw mijn vertoog op inzichten uit de capabilitybenadering, een goed onderbouwd normatief en wetenschappelijk kader dat menselijk welzijn als uitgangspunt neemt en de regie van mensen over hun leven centraal stelt; een denkkader dat momenteel opgang maakt in diverse sectoren van zorg, welzijn, arbeid en samenleven.

Een versterkend kader

Mijn bijdrage ent zich op de inleiding die Chris Swerts op de JO-IN studiedag bracht over de Kwaliteit-van-Leven benadering. Het is er ook erg mee verwant. Ik presenteer de capabilitybenadering graag als een belendend wetenschappelijk kader dat nieuwe of aanvullende inzichten kan aanreiken aan de bestaande kaders die professionals in de jeugdhulp nu al inspireren.

Kwaliteit-van-Leven, Veerkracht of krachtgericht Werken… We laten ons vandaag inspireren door een kleurrijk palet van benaderingen en methodieken die ons houvast geven in de dagelijkse jeugdhulppraktijk. Vanuit mijn visie treedt de capabilitybenadering niet in de plaats van die kaders, maar kunnen inzichten uit de benadering die kaders versterken.

Wat de capabilitybenadering vooral kan doen is taal geven aan het universele recht van jongeren op een waardig leven, een leven waarin ze zelf de regie – leren – voeren en de vrijheid vinden om het leven uit te bouwen dat ze zelf waardevol achten. De benadering versterkt de stem van jongeren door hen à priori centraal te stellen in hun eigen verhaal. Vanuit de capabilitybenadering is het individu in diens leefwereld een vertrek- en eindpunt (Tirions e.a. 2019-1).  

De benadering legt daarbij niet enkel de nadruk op de persoonlijke ontplooiing van de jongere, maar ook op het belang van context. In de vezels is de capabilitybenadering een leefwereldgerichte benadering die individuele rechten en vrijheden verbindt met aandacht voor de uitbouw van een noodzakelijke sociaal rechtvaardige samenleving. Geen rechten zonder rechtvaardigheid. Geen ontplooiing zonder vrijheden.

De benadering heeft naast oog voor het individu in diens wereld, ook oog voor structuren die dit individu in- of uitsluiten, voor drempels die kansen en ontplooiing verhinderen en voor middelen en veranderingskrachten die jongeren tot ontplooiing brengen. Dit wordt duidelijker als we de bouwstenen van de capabilitybenadering wat dichter onder de loep nemen.

Menselijke ontwikkeling en floreren

Wat is een goed leven? Vanuit de capabilitybenadering ligt het antwoord op deze complexe vraag vervat in hoe iemand dat goede leven zelf definieert en in wat hij of zij denkt nodig te hebben om dat leven vorm te geven (Den Braber & Tirions, 2016). In de benadering kijken we naar de kwaliteit van leven vanuit het standpunt van mensen zelf. De capabilitybenadering vertrekt bij de unieke mens. Het antwoord op wat een goed leven is, ligt vervat in hoe iemand dat goede leven zelf definieert en in wat hij of zij denkt nodig te hebben om dat leven vorm te geven.

De nadruk ligt op de mens als unieke persoon omdat niemand voor een ander kan bepalen wat hem of haar gelukkig maakt.  Je kan wat mensen een waardevol leven vinden dus niet onder één noemer plaatsen. Het zijn mensen zelf die bepalen wat voor hen waardevol is en wat niet. Een goed leven krijgt vorm in wat een individu waardig en waardevol acht. Het is een unieke horizon.

Universeel voorspellen in cijfers, stellingen of definities wat het leven de moeite waard maakt of op basis van dominante normen voor een ander bepalen wat een goed leven moet zijn, is daardoor een hachelijke zaak (Den Braber & Tirions, 2016). Wellicht is dat een eerste les die we moeten meenemen als we vandaag het debat voeren over de waarde van effecten en indicatoren in de jeugdhulp.

De capabilitybenadering biedt houvast in het beantwoorden van complexe vragen over hoe de jeugdhulp menselijk welzijn kan helpen realiseren. De benadering denkt na over de mogelijkheden en belemmeringen die jongeren hebben om tot ontplooiing te komen. Centraal in de benadering staat de vrijheid van mensen om het leven te leiden dat ze met reden willen leven. Het gaat dan over menselijk welzijn: de mate waarin mensen hun leven waardevol vinden. We gebruiken daarvoor ook de term ‘floreren’. Dat betekent zoveel als ‘tot ontplooiing komen’ of ’bloeien’ (Tirions e.a. 2019-1).

Een jeugdhulp die geïnspireerd wordt door deze benadering richt zich niet enkel op de ontplooiing van mensen, maar ook op maatschappelijke structuren die nodig zijn om die ontplooiing mogelijk te maken. Het gaat om die ene allesomvattende vraag: Wat betekent het om mens in de wereld te zijn en wat is ervoor nodig om daarin tot bloei te komen?

Oorsprong en toepassing

De capabilitybenadering vindt haar oorsprong in het denken van Amartya Sen, de Indische econoom en Nobelprijswinnaar. Ook de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum heeft veel bijgedragen aan de ontwikkeling van de benadering (Jansen e.a., 2018). De benadering ontstaat in de ontwikkelingsstudies als kritiek en tegentheorie tegen een eenzijdige economische invulling van welzijn. De capabilitybenadering verzet zich tegen de idee dat menselijk welzijn en ontwikkeling kan uitgedrukt worden in economische groeicijfers.

Ondertussen wordt de benadering gebruikt in diverse wetenschapsgebieden zoals economie, ontwikkelingsstudies, technologiestudies, gezondheidswetenschappen, rechten, … waardoor de capabilitybenadering zich goed leent voor samenwerking over disciplines heen. Door een veelzijdig perspectief te bieden, heeft de capabilitybenadering haar waarde bewezen om complexe sociale vraagstukken zoals armoede en onderwijs te begrijpen. Maar de benadering kan ook op een heel concrete manier toegepast worden, zoals bij de begeleiding van mensen naar werk, het begeleiden en ondersteunen van jongeren, het werken in een buurt en bij de ondersteuning van mensen met een beperking (Tirions en den Braber, 2018).

Een eigen, wat taaie taal

Capabilities zijn de reële vrijheden, kansen of mogelijkheden die een mens heeft om het soort leven te leiden dat hij of zij wil leiden, en met reden waardeert. De term capabilities, een Engelstalige term, laat zich lastig naar het Nederlands vertalen. De vertaling reële mogelijkheden komt wellicht het dichtst in de buurt. Reële mogelijkheden zijn dan de combinatie van de vermogens en mogelijkheden van mensen.

Vermogens verwijzen naar wat mensen zelf kunnen, mogelijkheden van mensen verwijzen naar de context die iemand in staat moet stellen om die vermogens te benutten. Het gaat dan ook over kansen. Functionings volgen uit capabilities. Het zijn de gerealiseerde keuzes van mensen met betrekking tot het vormgeven van hun leven. Ze vormen het concrete antwoord op de vraag ‘Wie wil ik zijn en wat wil ik doen?’ Dat wat mensen willen zijn sluit erg aan bij het begrip van meervoudige identiteit en is afhankelijk van de context. Hoe jongeren tot ontplooiing kunnen komen, hangt voor een heel groot deel af van de werkelijke kansen die ze daartoe krijgen. In de capabilitybenadering kijken we daarom steeds naar de mens in diens leefwereld.

De context waarin jongeren leven en de mate waarin de maatschappij hun rechten en vrijheden garandeert, is voor de capabilitybenadering erg belangrijk. Het gaat erom kritisch te onderzoeken wat de intrinsieke wensen van mensen zijn. De vraag die telt, is wat ze zelf graag willen en van waarde achten. Jongerenwerkers ondersteunen jongeren om de regie over hun keuzes te verwerven. De benadering hecht ook een groot belang aan positieve vrijheid: de vrijheid van jongeren om hun leven vorm te geven. In de capabilitytheorie gaat het dan over het ‘actorschap’ van jongeren (Tirions en den Braber, 2018).

Actorschap gaat over iemands vrijheid om keuzes te maken op basis van de regie over het eigen leven. Het is de vrijheid om te kiezen en te handelen. Iedere jongere heeft recht op een kwalitatief goed en waardig leven. En hoe dat leven eruitziet, moeten jongeren zelf kunnen bepalen (Vandekinderen e.a., 2018). Wat nodig is, is een perspectief dat de structurele voorwaarden in beeld brengt die nodig zijn om een menswaardig leven mogelijk te maken; een perspectief dat de leefwereld en persoonsgebonden capaciteiten, dromen en betrachtingen van jongeren centraal stelt.

We illustreren dit met een eenvoudige casus.

“Ilya is nu 17 jaar. Sinds zijn 15e   levensjaar verblijft hij, met enkele kleine onderbrekingen, in een jeugdhulpvoorziening.
De relatie met de begeleiders en de andere gasten in de leefgroep is dubbel. Enerzijds zoekt Ilya geborgenheid, maar tegelijk ervaart hij alles als een machtsstrijd – regelmatig raakt hij betrokken in conflicten. Dan gaat hij uit de bol…
Ook op school loopt het niet perfect. Hoewel, sinds de overstap naar Werken en Leren lijkt Ilya wat open te bloeien. Hij voelt zich goed bij zijn ‘baas’ die een klusjesdienst runt.
Het contact met thuis is fragiel. Ilya wil niet meer terug. Momenteel wordt hij vanuit de leefgroep voorbereid op de stap naar begeleid zelfstandig wonen. Het team heeft veel twijfels…
Met één begeleidster heeft Ilya een bijzondere band… aan haar vertelt hij over zijn droom om later, als hij op eigen benen staat, een eigen zaakje te beginnen: een bedrijfje waarin hij op zijn fiets spoedklusjes gaat uitvoeren doorheen de stad… De begeleidster neemt contact op met de ‘baas’ van Ilya… samen met hem gaat ze het gesprek aan…
Zijn ‘baas’ besluit hem op weg te helpen. Als Ilya zijn zaakje start, kan hij gebruik maken van zijn atelier en gerief…”

In de casus van Ilya vinden we heel wat capabilities in ontwikkeling. We lezen ook drempels die Ilya parten spelen in de overgang naar een leven op eigen benen. Eén capability die opvalt is zijn ondernemerszin. In onderstaand capabilityschema geplaatst, zien we hoe het complexe conversieproces Ilya in staat stelt om een vrije keuze te maken en richting te geven aan zijn leven.

Figuur 1: het conversieproces van Ylia

Hij put daarbij steun uit zijn begeleiding en baas, maar ontwikkelt ook persoonlijke vaardigheden en attitudes. Ook heeft hij middelen ter beschikking om zijn droom waar te maken. Mobiele klusjesman worden is een capability die bijdraagt aan zijn groei naar zelfstandigheid, een belangrijke stap in de uitbouw van een waardevol leven.

De meerwaarde van de capabilitybenadering

Niet enkel de zeer complexe context waarin jongeren zich bevinden, maar ook de maatschappelijke verschuivingen in het denken over jeugdhulp vragen ons om handelingsgerichte én waardengerichte antwoorden. Een economische logica die vereist meer te doen met minder, een ‘meten is weten’ beheerslogica en een individueel verantwoordelijkheidsmodel zetten druk op de praktijk.

In die actualiteit heeft de jeugdhulp behoefte aan een nieuw houvast en nieuwe kaders om de eigen praktijk te begrijpen en verantwoorden (Tirions e.a., 2019-1). Oude kaders blijken niet meer de antwoorden te kunnen bieden op de complexe uitdagingen. Wellicht kan de capabilitybenadering nieuwe antwoorden aanreiken. De benadering is een huis met veel kamers. Niet enkel is het een kader dat in diverse deelgebieden van kennis en wetenschap gebruikt wordt, de capabilitybenadering is bij uitstek een multidisciplinair denkkader. Ook bestaan er binnen de benadering verschillende zienswijzen (Tirions e.a., 2019-1).

Het werk van Martha Nussbaum inspireert veel mensen in het sociaal domein. Nussbaums denken biedt houvast en is categorisch. Dat wil zeggen dat het de voorwaarden van menselijk welzijn vastlegt in een concreet houvast, vervat in het tien-capabilitiesmodel. Dat model laat zich makkelijk toepassen in sociaalwerkonderzoek, in de evaluatie van praktijken of in handelingsinstrumenten (Nussbaum, 2012). Dit model leent zich goed voor onderzoek, evaluatie en reflectie. In de figuur heb ik de Nussbaum-capabilities aangeduid aan de hand waarvan de casus van Ilya geanalyseerd kan worden.

Figuur 2: De casus ‘Ilya’ ingepast in het capabilitymodel van Nussbaum 2012

Amartya Kumar Sen benadrukt het belang van publieke dialoog. Volgens Sen is het belangrijk dat mensen het in vrijheid kunnen hebben over wat ze betrachten en hoe ze hun wereld willen vormgeven. Sen heeft een grote stempel gedrukt op hoe we vandaag naar sociale rechtvaardigheid kijken. Belangrijk voor Sen zijn de democratie en de rechtsstaat.

Die creëren met regels en wetten de randvoorwaarden die nodig zijn opdat mensen in vrijheid het leven kunnen leiden dat ze waardevol achten. Sen spreekt niet over rechten, maar over instrumentele vrijheden. Hij onderscheidt er vijf. Die vrijheden vormen voor Sen de basis voor menselijke ontwikkeling (Sen, 2013).

Figuur 3: Sen’s Instrumentele vrijheden, 2009

Van Sen leren we dat het belangrijk is om zich te engageren in democratische processen. Ook de jeugdhulp kan actief bijdragen aan een rechtvaardige samenleving die nodig is om iedere jongere in die samenleving tot floreren te brengen.

De capability en de jeugdhulp

De capability is een wetenschappelijk denkkader voor het bestuderen menselijke ontwikkeling. Belangrijk is dat de benadering ook handvatten geeft om kritisch te kijken naar de opdracht en rol van de diverse spelers in de jeugdhulp. De benadering onderzoekt niet enkel in welke mate mensen de vrijheid hebben om het leven te leiden dat ze waarderen, maar onderzoekt ook kritisch hoe de context van mensen bijdraagt aan de realisatie van dat leven.

De benadering gaat hand in hand met normatieve en juridische kaders zoals de Mensenrechten en de Rechten van het Kind. Ook voegt ze de nadruk op sociale rechtvaardigheid toe (Jansen e.a., 2018).  Met andere woorden: Jeugdhulp die gebaseerd is op de capabilitybenadering richt zich niet enkel op de ontplooiing van mensen, maar ook op maatschappelijke structuren die nodig zijn om die ontplooiing mogelijk te maken.

De capabilitybenadering dwingt tot het nemen van positie: ze is niet neutraal, maar normatief. Ze richt zich op krachten en mogelijkheden van jongeren, zonder blind te zijn voor drempels en onmogelijkheden. Ze doet een appel op solidariteit en plaatst de jongere in de context van diens leefwereld. Hoewel de benadering op het eerste zicht abstract lijkt, laat ze zich toch eenvoudig toepassen. Eerst en vooral door er gewoon mee aan de slag te gaan.

De concepten van de benadering zijn makkelijk te herkennen en toe te passen. De taal van de capabilitybenadering versterkt het analytisch en kritisch vermogen van professionals in de jeugdhulp. De benadering kan vergeleken worden met een bouwdoos en biedt een verbindend sociaalwetenschappelijk kader dat geconcretiseerd kan worden naargelang de context en vraag. De benadering verbindt inzichten uit verschillende wetenschapsdomeinen die tot de kennisbasis van de jeugdhulp behoren. Een jeugdhulp die erdoor geïnspireerd wordt richt zich niet enkel op de ontplooiing van mensen, maar ook op maatschappelijke structuren die nodig zijn om die ontplooiing mogelijk te maken.

Natuurlijk zijn er ook valkuilen. De theorie achter de benadering is taai, abstract en niet steeds eenduidig. Het risico dreigt dat de benadering het speelterrein wordt van academici en de weg naar de praktijk niet vindt. Daarenboven is de capabilitybenadering een nieuw perspectief in het sociale en pedagogische veld. De benadering is beloftevol, maar pril.

Een kritisch kompas

De capabiltybenadering is een veelzijdig kader dat een samenhangend geheel van theoretische inzichten biedt om de sociale wereld te bestuderen en te begrijpen. Veel van haar concepten zijn niet nieuw. Ze zijn herkenbaar. Zij liggen evenwel ingebed in een rijke filosofische traditie en verbinden zich met centrale en fundamentele maatschappelijke debatten.

De benadering biedt een universele taal, over disciplines heen; economie, filosofie, sociologie, ontwikkelingsstudies, politicologie, sociaal werk, pedagogie, stedelijke ontwikkeling, beleid en planning en meer (Tirions en den Braber, 2018). Met de benadering introduceren we een persoonsgerichte én maatschappijkritische benadering voor het brede sociaal werk. Maar die kritische benadering komt niet vanzelf. Ze vergt een betrokken en kritische kijk van sociaal professionals op hun opdracht, op hun praktijk en op de structuren waarin ze werken. De kritische blik als kompas gaat over de noodzaak om het kritische vermogen te ontwikkelen en aan te scherpen als het gaat om het werken met mensen - in organisaties, in de wijk en op maatschappelijk en beleidsniveau. In de capabilitybenadering gaat het er namelijk niet enkel om goed te zijn maar ook goed te doen. Hier alvast 8 tips om het capabilitydenken te introduceren in de praktijk (Tirions e.a., 2019-1).

  1. Stel jongeren in staat om eigen keuzes te maken voor het leven dat ze waardevol vinden.
  2. Heb als professional niet alleen oog voor de persoonlijke context maar ook voor de sociale en omgevingscontext van de jongere.
  3. Wees je bewust van de eigen waarden die aan de basis liggen van je handelen.
  4. Sta voor een positieve benadering. Ga uit van de mogelijkheden van jongeren en hou rekening met de onmogelijkheden.
  5. Vertrek van een holistische, meervoudige benadering van het welzijn van jongeren.
  6. Kijk bij het bevorderen van welzijn van jongeren ook naar mogelijkheden buiten het eigen sociaal of pedagogisch domein.
  7. Richt de maatschappij (micro-meso-macro) zo in dat faciliteiten aanwezig, toegankelijk en toereikend zijn voor jongeren. Zo kunnen ze kansen en mogelijkheden verzilveren.
  8. Inspiratie voor vorming, training, intervisie en opleiding.

Meten is niet altijd weten

Tot slot wil ik kort, door ze even aan te raken en zonder ze verder uit te werken, vanuit de capabilitybenadering enkele kanttekeningen formuleren over het thema van de JO-IN studiedag ‘Effectmeting & Indicatoren in de jeugdhulp’. Het zijn stenen in de poel. Ze nodigen uit tot reflectie en dialoog.

Aan één oog blind

Een eerste kanttekening betreft de heersende illusie van harde, meetbare indicatoren. Harde indicatoren brengen slechts één vorm van professioneel handelen in beeld: de technisch-instrumentele. De normatieve professionaliteit, het positie kiezen in een waardenspectrum en de persoonlijke professionaliteit, de authentieke en persoonsgebonden borging en meerwaarde van de relatie, blijven buiten beeld.  

Sjef De Vries (2007) toonde al aan in ‘Wat werkt’ dat de werkelijke toegevoegde waarde, de werkelijke effectiviteit van een interventie niet schuilt in de gehanteerde methoden en technieken maar wél in relatie tussen hulpvrager en hulpverlener. Die laten zich niet optekenen in flows, cijfers en output.

Beheersen staat haaks op ontplooien

We moeten af van essentialisme van de effectiviteit, de holy grail van het beheersingsdenken. Meten is Weten. Die logica vertrekt vanuit het aanbod en het instituut, niet vanuit de jongere als actor.

Harde indicatoren decontextualiseren de hulpverleningsrelatie. Ze creëren een illusie van beheersbaarheid. Het ‘meten’ van micro-effectiviteit, de effectiviteit in (enkel) de gecontroleerde hulpverleningssituatie blijft bovendien blind voor structurele drempels en kansen die het leven van jongeren kleuren.

Van een (psycho-)medisch model naar een sociaal model

Een probleemgestuurd (diagnose)model dat effecten verbindt aan het al dan niet succesvol ‘behandelen’ van jongeren, stigmatiseert jongeren en blijft blind voor intrinsieke mogelijkheden van jongeren. Het houdt het risico in deficit-denken te voeden en jongeren stem te ontnemen. Het bekrachtigt hen in hun niet-kunnen en niet-zijn. Evenmin heeft het oog voor de complexiteit van het leven. Het lineaire meten vat niet de vaak iteratieve en cyclische werkelijkheid van het leven.

Procrustes leeft!

De mythische oude Griek Procrustes - een vilein personage - bezat twee bedden: een groot en een klein. Hij dwong alle reizigers die bij hem langskwamen zich op een van deze twee uit te strekken. Pervers als hij was, bood hij de rijzigen aan zich in het kleine bed te rusten te leggen en de kleinen in het grote bed. Wie het bed niet paste omdat hij te groot was, hakte hij af wat uitstak. Wie het bed niet paste omdat hij te klein was, smeedde hij met een hamer uit tot de lengte van het bed.

Dat is precies wat rigide indicatoren en een eenzijdige visie op efffectmeting doet. Procrustes blijft een herkenbaar personage in het hulpverleningslandschap. Het is een werkelijkheid waartegen we ons verzetten, die we deels de deur uitwerkten maar die we dreigen langs de voordeur weer binnen te laten in de vorm van standaardisering, harde indicatoren en lineaire effectmeting.

Rigide effectmeting, vertrekkend vanuit een beheersingsmodel, kan zelfs leiden tot een devaluatie van de effectiviteit van de jeugdhulp. Als lineaire effectmeting niet de complexe paden waarlangs hulpverlening aan jongeren zich beweegt en niet de subtiele, vaak lange termijnveranderingen in de capabilities en leefwereld van jongeren in beeld kan brengen, dan dreigt een self-fulfilling prophecy: ogenschijnlijk machteloze jeugdhulp wordt vleugellam en machteloos gemaakt omdat het zijn ‘output’ niet haalt. Ook voor jongeren heeft dit een pervers effect. Gebrek aan effect wordt vertaald als ‘zorgmijding’ en victim blaiming loert om de hoek.

Water naar de zee dragen kan eerbaar werk zijn

Het is een illusie dat de jeugdhulp de problemen van jongeren werkelijk kan ‘oplossen’. Dat zou getuigen van hybris. Maar dat betekent niet dat we geen verschil kunnen maken. In tegendeel… Jeugdhulp kan een grote betekenisgever zijn in het streven van jongeren om te groeien naar een leven ze waarderen. Begeleiders in de jeugdhulp maken verschil. Ze boeken kleine, maar betekenisvolle successen. Leggen en verleggen stenen op de weg van jongeren en banen zo mee het pad.

Dat werk maakt verschil. En dat verschil moeten we in beeld brengen. Dat lukt niet met rigide, lineaire indicatoren. Daar hebben we ook zachte indicatoren voor nodig die de complexiteit, kwetsbaarheid en diepte van de jeugdhulp aan de oppervlakte brengen. Tegenover de kwaal van Procrustes zet ik graag  de Happy Sysiphus. Een op Camus gebaseerd personage, door Rudi Roose mooi tot leven gebracht in het sociale domein (Roose e.a., 2013). Sysiphus, gestraft door de goden, weet dat hij de rots nooit op de top van de berg zal krijgen. Het effect van zijn werk laat zich nooit meten in concrete ‘output’.

Ook in de jeugdhulp krijgen we die rots niet ultiem op de top gerold. En toch beginnen we er elke dag opnieuw aan. Met goeie moed, trots en gedreven. Want tijdens de tocht naar de top boeken we successen, zijn we van betekenis, maken we verschil en waar nodig revolte. Bouwen we mee aan de capabilities van jongeren. Net zoals zij met vallen en opstaan.

Tot slot: lantaarnpalen en kampvuren

Filosoof en socioloog Harry Kunneman benoemt een spanningsveld tussen twee logica’s in het welzijnsveld (Tirions e.a., 2019-2). Die logica’s vinden we ook terug als we kijken naar het debat over effecten en indicatoren in de jeugdhulp. Harde en lineaire indicatoren zijn als protocollen, procedures en stappenplannen, de lantaarnpalen van de jeugdhulp. Ze doen hun werk vanuit een beheersingsdenken, staan voor controle, centrale sturing en ‘cleane effecten’. Ze zijn nuttig en verlenen houvast. Ook wekken zij de illusie van voorspelbaarheid. Ze zijn niet toegerust voor het onverwachte, het afwijkende van de norm. Lantaarnpalen verlichten lineaire paden. Alles wat zich buiten die vooraf geplande paden bevindt, blijft echter onzichtbaar – en dus onmeetbaar. Vandaag is de lantaarnpaallogica de dominante logica in de jeugdhulp.

De realiteit van de jeugdhulp valt eerder samen met de leefwereld van jongeren.  Die is moerassig, vol onverwachte gebeurtenissen en emotie. Nimmer lineair en evenmin voorspelbaar. In die onvoorspelbare, vaak grillige realiteit zoeken mensen naar ontmoetingsplaatsen en wisselen ze ervaringen, verwachtingen, visies en ambities uit. Die ontmoetingsplaatsen voor dialoog noemt Kunneman kampvuren. Rond het kampvuur krijgen trage vragen een plaats.  Vragen die niet over een direct resultaat gaan, die geen snelle antwoorden vergen, maar precies de tijd en ruimte opzoeken om een antwoord te zoeken op die centrale ethische vraag: ‘Wat is, in de gegeven situatie, het goede werk?’.

Vanuit ethisch opzicht zijn dat de vragen die ertoe doen. Jongerenwerkers hebben als opdracht om zulke kampvuren op te zoeken, waar nodig zelf aan te stoken en er iedereen rond te verzamelen die betrokken is om op die manier iedereen een stem te geven, ook diegenen die vaak niet gehoord worden. Rond die kampvuren kunnen zachte verhalen gedocumenteerd worden. Een alternatieve manier om de praktijk van de jeugdhulp te begrijpen én te verantwoorden. Kampvuren treden niet in de plaats van lantaarnpalen – die hebben hun nut, maar we blijven teveel blind voor hun beperkingen. Kampvuren vullen die blinde vlekken en beperkingen in. Ze zijn krachtiger, vertellen meer over de jongere, diens zoektocht om regie over het leven te krijgen. Over diens dromen en aspiraties… Misschien kunnen we het daar meer over hebben als we op zoek gaan naar nieuw houvast in de jeugdhulp? De capabilitybenadering kan die zoektocht voeden…

Michel Tirions

Opleidingshoofd Sociaal Werk
AP Hogeschool
Noorderplaats 2, 2000 Antwerpen
Telefoonnr.: +32 3 220 32 93
E-mail: michel.tirions@ap.be

Michel Tirions is docent sociaal werk aan AP Hogeschool Antwerpen en Universiteit Antwerpen. Hij is opleidingshoofd van de AP bacheloropleiding sociaal werk en doet onderzoek naar de implementatie van de capabilitybenadering in het sociaal werk. Dit artikel is een bewerking van de bijdrage op de studiedag ‘effectmeting & indicatoren’ georganiseerd door JO-IN op 13 december 2019, in Gent.

Bibliografie

Den Braber C. & Tirions M. (2016, 6 juni). De capability Approach. Voeding voor het sociaal werk van morgen.  In: sociaal.net , 6 juni 2016. https://sociaal.net/achtergrond/capability-approach/
De Vries, S. (2007). Wat werkt? De kern en de kracht van maatschappelijk werk. Amsterdam : SWP.
Jansen E., den Braber C. en Tirions M. . Kwaliteit van leven en de grondslagen van de capabilitybenadering. In: Tirions M., Blok W., den Braber C. (2018) De capabilitybenadering in het sociaal domein. Een praktijkgerichte kennismaking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Nussbaum M. (2012) Mogelijkheden scheppen. Een nieuwe benadering van menselijke ontwikkeling. Amsterdam : Ambo Anthos.
Robeyns I., The Capability Approach: a theoretical survey. In: Journal of Human Development. Volume 6, 2005 – issue 1, p 93-117.
Roose R., Roets G. en De Bie M. (2012) Irony and Social Work: in search of the happy Sisyphus. British Journal of Social Work. 42 (8) p.1592-1607.
Sen, A. . (2013) Het idee van rechtvaardigheid. Rotterdam :  Lemniscaat.
Tirions M. en Den Braber C. . Menselijk welzijn en vrijheid. In: Tirions M., Blok W., den Braber C. (2018) De capabilitybenadering in het sociaal domein. Een praktijkgerichte kennismaking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
Tirions M., den Braber C. & Van Dam S. (2019-1). Floreren: De capabilitybenadering als kompas voor het sociaal werk. In: Tirions M. e.a. #Sociaalwerk. Met mens en samenleving. Leuven-Den Haag. ACCO.
Tirions M., Stas K. en Gibens S. (2019-2) Beroepsethiek van het sociaal werk. In: Tirions M. e.a. (2019) #Sociaalwerk. Met mens en samenleving. Leuven-Den Haag. ACCO.
Vandekinderen C., Reynaert D., Roose R., Roets G. en Van Keer H. .  Actorschap van jongeren in het systeem ‘Leren en Werken’. In: Tirions M., Blok W., den Braber C. (2018) De capabilitybenadering in het sociaal domein. Een praktijkgerichte kennismaking. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

De capabilitybenadering in het sociaal domein

Michel Tirions
Bohn Stafleu Van Loghum
Meer info

Michel Tirions| AP Hogeschool | Antwerpen