We hebben onze uitgangsvraag benaderd vanuit bevindingen in empirische onderzoek. Eerst beantwoorden we de vraag of pleegzorg voor deze jongeren te verkiezen is boven andere opvangvormen, vervolgens beschrijven we enkele uitdagingen in pleegzorg voor NBMV om daarna de vraag over het al dan niet cultuurverwant plaatsen te beantwoorden. We eindigen met een aantal aanbevelingen voor beleid en praktijk.
Pleegzorg te verkiezen?
Empirisch onderzoek toont dat pleegzorg te verkiezen is als opvangvorm voor NBMV. Vergeleken met NBMV die in minder ondersteunende opvangvormen worden opgevangen rapporteren NBMV in pleegzorg meer positieve ervaringen en een grotere tevredenheid. Ze zijn positiever over hun opleiding/scholing, meer tevreden over hun plaats in de samenleving en hebben meer vrienden. Ook de uitkomsten op vlak van ontwikkeling en geestelijke gezondheid zijn beter: ze lijden minder aan posttraumatische stressstoornissen (PTSS), vertonen minder depressieve symptomen, minder psychosociale problemen en minder gedragsproblemen. Verklaring is de geïndividualiseerde zorg in pleegzorg met heel wat protectieve factoren zoals vaste ondersteuningsfiguren, goede schoolse opvolging, minder isolatie, grotere stabiliteit. Echter, het is onduidelijk of deze betere uitkomsten te wijten zijn aan hun verblijf in pleegzorg, dan wel of NBMV die minder problemen kennen meer in pleegzorg terecht komen.
Vanuit bovenstaande vaststellingen is pleegzorg in vele landen reeds lang de te verkiezen opvangvorm, zeker voor de jongste NBMV. In Vlaanderen is dit pas recent. In 2015 werd 2,5% van alle geregistreerde NBMV opgevangen in pleegzorg. In 2019 bedroeg dit aantal reeds 17,5%. De meerderheid van deze jongeren (86%) was geplaatst bij familie of in hun sociaal netwerk.
Uitdagingen
Toch plaatst de opvang van deze groep kinderen/jongeren pleegzorg voor heel wat uitdagingen. Vergeleken met Vlaamse jongeren uit de algemene bevolking hebben NBMV meer gedragsproblemen, meer traumasymptomen en zijn ze minder veerkrachtig. Sociale contacten zijn hierin belangrijk: meer sociale contacten is geassocieerd met minder traumasymptomen en minder gedragsproblemen.
Een andere uitdaging vormt het voortijdig ongepland afbreken van pleegzorgplaatsingen om negatieve redenen, ook breakdown genoemd. Een representatieve steekproef van alle NBMV die in 2016 in de Vlaamse pleegzorg geplaatst werden, zijn gedurende 2,5 jaar gevolgd. Tijdens het eerste plaatsingsjaar eindigde 12% met een breakdown, na 2,5 jaar plaatsing loopt dit percentage op tot 30%. Drie factoren waren geassocieerd met breakdown gedurende het eerste jaar van de plaatsing.
- NBMV die trauma meemaakten in België (meestal scheiding van hun biologische ouders met wie ze in België arriveerden) hadden 19 keer meer kans op breakdown,
- NBMV die geen contact hadden met Belgische leeftijdgenoten hadden 5 keer meer kans op breakdown van de plaatsing,
- NBMV die geen contact hadden met leeftijdgenoten met eenzelfde culturele achtergrond hadden 4 keer meer kans op breakdown.
In een periode van 2,5 jaar waren 3 andere factoren geassocieerd met breakdown, namelijk hun verblijfsstatuut, contact met de ouders en liegen/bedriegen.
- Het verblijfsstatuut van de NBMV: minderjarige asielaanvragers hadden 19 keer meer kans op breakdown vergeleken met erkende vluchtelingen. Dit is niet verwonderlijk, onderzoek toont dat onzekerheid verbonden aan asielaanvraag geassocieerd is met stress, angst en symptomen van depressie. Met de volwassenheid in zicht bemoeilijkt een onzeker statuut bovendien het maken van toekomstplannen.
- Contact met de ouders: meer contact tussen NBMV en diens ouders verkleint de kans op breakdown met 70%. Onderzoek toont dat contact met de ouders geassocieerd is met het psychologisch welbevinden van NBMV en angst en stress vermindert. Contact met ouders kan ook een motivator zijn om op het rechte pad te blijven en het goed te doen. Veel NBMV trachten immers te voldoen aan ouderlijke verwachtingen.
- Liegen/bedriegen: meer liegen/bedriegen verhoogt de kans op breakdown tot 4 keer. Veel NBMV blijven onduidelijk over hun leeftijd en hun migratieverhaal om hun kans op asiel te vergroten en/of verbergen dingen die gebeuren tijdens hun verblijf zoals slechte vrienden of ongewenst gedrag. Voorts blijken velen onder hen als gevolg van trauma een ‘cultuur van wantrouwen’ te ontwikkelen, ze leren niemand te vertrouwen, ook niet zichzelf. Dergelijk wantrouwen creëert ook spanning in de relatie met de pleegouders.
Plaatsing in gezinnen met een migratieachtergrond?
Op de vraag of plaatsing in een cultuurverwant gezin te verkiezen is toont internationaal onderzoek gemengde resultaten. Sommige studies vonden dat cultureel gematchte plaatsingen geassocieerd zijn met betere uitkomsten zoals betere geestelijke gezondheid (minder gedragsproblemen, minder depressiesymptomen, kleinere kans op PTSS), betere psychosociale status, betere onderwijsuitkomsten, meer succesvol in het maken van vrienden en minder eenzaamheid/isolatie. Taal- en cultuurverschillen kunnen een belangrijke bron van problemen vormen en leiden tot veel misverstanden. Niettemin vonden andere studies dat beide soorten plaatsingen (cultureel gematcht versus zgn. cross-cultureel) goed kunnen lopen en dat beiden hun voor- en nadelen hebben. Cultureel matchen is overigens niet altijd gewenst door de NBMV zelf. Jongeren hechtten het grootste belang aan de relatie met de pleegouders en de persoonlijkheid van de pleegouders.
Jongeren hechtten het grootste belang aan de relatie met de pleegouders en de persoonlijkheid van de pleegouders.
Uit Vlaams onderzoek blijkt dat de kwaliteit van de leef-/opvoedomgeving bij gezinnen met gelijke culturele achtergrond (het betreft hier bijna uitsluitend netwerkplaatsingen) minder goed was vergeleken met kwaliteit van de opvoedomgeving in Vlaamse bestandsgezinnen. Voorts bleek dat cultuurverwant/crosscultureel plaatsen niet geassocieerd was met breakdown en evenmin met het welzijn (trauma, gedrag, veerkracht) van de NBMV. Veel cultuurverwante pleeggezinnen hebben zelf een migratieachtergrond en worden met veel uitdagingen geconfronteerd. Preoccupatie met cumulatieve stressoren (vlucht met trauma, leren van de taal, acculturatie, werkonzekerheid, huisvestingsproblemen, financiële onzekerheid) beïnvloedt de kwaliteit van de leef-/opvoedomgeving en kan hun emotionele beschikbaarheid en ondersteuning voor hun (pleeg-)kinderen verminderen.
Aanbevelingen voor praktijk en beleid
Vanuit bovenstaande empirische bevindingen kunnen een aantal aanbevelingen worden gemaakt voor praktijk en beleid:
- Grondig onderzoek van het mentaal welzijn van de NBMV en van hun noden is noodzakelijk, alsook het voorzien in gepaste (therapeutische) begeleiding indien nodig.
- Goede screening van de leef-/opvoedingsomgeving van potentiële (cultuurverwante) pleeggezinnen is aangewezen. Indien nodig moet extra ondersteuning worden voorzien (sociale huisvesting, adequate medische zorg, financiële steun, opvoedingsondersteuning, …) om een voldoende kwaliteitsvolle leef- en opvoedingsomgeving te creëren.
- Jongeren die in het gastland achtergelaten worden door hun ouders vormen een zeer kwetsbare groep en moeten van nabij worden opgevolgd en ondersteund.
- Sociale contacten met alle culturen (bv. via school, vrije tijd, …) en allerhande personen (jongeren, volwassenen) moeten worden gefaciliteerd/gestimuleerd. Ze zijn protectief tegen breakdown, gedragsproblemen en traumasymptomen.
- Contacten met ouders moeten worden gefaciliteerd/gestimuleerd. Deze contacten zijn protectief tegen breakdown.
- De opbouw van een vertrouwensrelatie tussen NBMV en het pleeggezin moet een centraal thema zijn in de begeleiding. De inzet van experten met betrekking tot cultuur, taal en gewoonten is aangewezen om jongeren, hun gedrag, hun verwachtingen en hun beweegredenen beter te begrijpen.
- De termijnen van asielprocedures moeten gelimiteerd worden. Jongeren moeten zo snel mogelijk weten waar ze staan in termen van verblijf om hun toekomstperspectief vorm te geven.