Systemische verbondenheid
Familieopstellingen of systeemopstellingen zijn een methodiek waarin die systemische verbondenheid verondersteld is, van het gezin waarin we geboren zijn, tot de cultuur waarin we leven. Die verbondenheid kan er zelfs zijn met mensen die we niet effectief gekend hebben, met mensen die vóór ons geleefd en gestorven zijn, zelfs met mensen waarvan we het bestaan niet eens kennen, met een tweelingzus die gestorven is in de baarmoeder, met een oom die verdwenen is uit de familie en waarvan het bestaan doodgezwegen wordt.
Bij een opstelling werken we vanuit 3 veronderstellingen, aannames of principes: het verlangen ergens bij te horen, ordening, de balans van geven en nemen.
Het verlangen ergens bij te horen ofwel je identiteit
Onze cultuur legt veel nadruk op identiteit. Je identiteit is een betekenis waarmee je je identificeert, die je je eigen maakt en waarmee je jezelf uitdrukt. Dat kan een beroep zijn dat je uitoefent, een levensbeschouwing of religie waartoe je je bekent, een plek, regio of land waar je woont, een hobbyclub waar je lid van bent... Dit behoren tot een groep is een manier om je persoon te omschrijven en om te zeggen: dit ben ik. Het merkwaardige aan je ‘ik’ zo te omschrijven, is dat je identiteit altijd verwijst naar anderen. Je omschrijft jezelf door te zeggen bij welke groep je hoort en bij wie je niet hoort. Op alle niveaus geldt dit mechanisme, van micro-niveau tot op mega-niveau. Dit lijkt een simpel gegeven maar is het niet. Dat is een van de zaken waar we naar kijken in een opstelling: wie hoort bij dit systeem? En hebben al die familieleden hier een plek? Ook zij die gestorven zijn? Waar sta je bij je ex-schoonfamilie, na de scheiding? Waar staat de vader die in de gevangenis zit/heeft gezeten? Waar staat het familielid die heel andere levenskeuzes heeft gemaakt dan de rest van de familie? Horen zij er nog bij…? De vraag komt even goed op ander gebied: Wanneer ben je (geen) Vlaming? In wie en wat we zijn, moeten we telkens naar het grotere geheel kijken, de context en de verschillende systemen waar we deel van uitmaken. Elke mens heeft een diep verlangen ergens bij te horen. ‘Jezelf’ zijn staat daar niet los van, ‘jezelf’ zijn is niet ondanks die context, maar door en met die context.
Er zijn vele contexten en netwerken waar we toe behoren en die ons bepalen, maar de meest indringende is de familie. Het is ook de minst onontkoombare. We kunnen veranderen van werk en dus van het bijkomende netwerk daarbij (al vraagt dit ook tijd en zorg), we kunnen verhuizen en veranderen van woonplek (al blijven Nederlanders die in Vlaanderen komen wonen, na 40 jaar nog heel vaak ‘dien Ollander’), … maar van familie kunnen we niet veranderen. In een schoonfamilie heb je een aparte plek , van je eigen familie kan je afstand nemen maar niet scheiden. Je behoort willens nillens tot een familie. Je bestaat voor 50% uit je vader en voor 50% uit je moeder, al heb je er geen contact meer mee, dat speelt geen rol. Dat maakt het in geval van ruzie en conflict net zo pijnlijk: “Met familie kan je onderbreken, maar niet verbreken.”
Ordening
“Amor vincit omnia”, liefde overwint alles, zegt het spreekwoord. En dat willen we allemaal graag geloven. Bert Hellinger, de grondlegger van de methodiek van opstellingen, benadrukt dat liefde alleen positief, succesvol, zinvol kan zijn, als er een goede ordening is. Dat klinkt abstract, maar wordt heel concreet in een opstelling. Liefde kan pas stromen als iedereen een juiste plek heeft, dat wil zeggen als partners gelijkwaardig naast elkaar kunnen staan, als ouders ouders kunnen zijn, als kinderen kinderen kunnen zijn.
Uitgedrukt in termen van opstellingen: als ouders groot en kinderen klein kunnen zijn. Als een kind voor een zieke moeder gaat zorgen en allerlei verantwoordelijkheden en ‘ouder-taken’ op zich gaat nemen, verlaat het zijn plek en wordt het ‘groot’, zo kan het niet meer volop kind zijn en zal zich niet ten volle kunnen ontwikkelen. Uit liefde voor zijn ouders gaat het kind zorgen en neemt het een andere rol op zich. Het neemt een rol op zich die te zwaar is voor die kinderschouders. Tragisch hieraan is dat er veel kans is dat deze geschiedenis zich later herhaalt. Als het kind volwassen wordt, gaat het als ouder wellicht steunen op zijn kind, dan zoekt het in zijn kind de afwezige moeder en herhaalt de geschiedenis zich dus. De volwassene die als kind voor zijn ouders zorgde, zal dit later als volwassene vragen aan zijn kind.
Een opstelling is een manier om de geschiedenis zich niet te laten herhalen. Als dat kind, zelfs als het volwassen is, zich opnieuw kind kan voelen ten opzichte van zijn ouder(s) - zich opnieuw klein kan voelen ten opzichte van zijn ouder(s) - zal het ook gemakkelijker de rol van ouder ten opzichte van zijn kind opnemen. Een opstelling is een manier om te zoeken naar zo’n gezonde verhouding, waar ieder zijn gepaste plek kan opzoeken. En kind blijf je van je ouders, ook al zijn die ondertussen 80 en misschien ook hulpbehoevend geworden. In een opstelling wordt die ordening fysiek uitgedrukt.
Meestal omschrijf ik opstellingen als de zoektocht naar de juiste of passende plek. Dat heeft ook met het eerste principe te maken. In een gezin heeft elk gezinslid een passende plek. De plek van de ouders is niet dezelfde als die van de kinderen, het oudste kind heeft ook een andere plek dan het jongste of de andere kinderen. De grootouders hebben nog een andere plek, enzovoort. Interessant is om ook de ‘puzzel’ te maken van nieuw samengestelde gezinnen, gezinnen met adoptiekinderen (al of niet met eigen biologische kinderen), gezinnen met halfbroers en -zussen .
De balans van geven en nemen
Als ik schrijf dat ouders ouders moeten kunnen zijn en kinderen kinderen, zegt dit ook iets over het verschil tussen geven en nemen. Elke relatie wordt getekend door een dynamiek van geven en nemen. Als het om een relatie tussen gelijken gaat (partners, collega’s, vrienden,…) moet er een evenwicht zijn tussen wat beiden aan elkaar geven of nemen/ontvangen. Als dat geven en nemen niet in balans is, verdwijnt de gelijkwaardigheid uit de relatie en is er veel kans dat de relatie eindigt.
De relaties tussen ouders en kinderen is niet gelijk, dit betekent schematisch dat ouders geven en kinderen ontvangen of nemen. Uiteraard geven kinderen ook aan ouders. Wie de volle, open lach van een baby krijgt waar overgave en vertrouwen vanuit gaat, weet dat zelfs het kleinste kind al geeft. Alleen is de relatie tussen ouders en kinderen pas gezond als de ouders meer geven (dat wil zeggen zorgen, klaar staan, onvoorwaardelijk hun kinderen steunen…) aan hun kinderen. Dit zorgt voor veiligheid en vertrouwen. In zo’n relatie zit het kind ook niet in met zijn ouders. Kinderen moeten een ‘gezonde onverschilligheid’ hebben ten opzichte van hun ouders, dan kunnen ze in vrijheid opgroeien. Wat er verder ook gebeurt, ook al heb je misschien later een veel succesvollere carrière dan je ouders, het onderscheid blijft, systemisch blijven je ouders ‘groot’ en jij ‘klein’.
Typische opstellingen
Een familieopstelling ziet er heel eenvoudig uit. Zo eenvoudig, dat je soms niet gelooft dat het kan werken. Hoe kunnen representanten weten wat ze weten? Hoe kunnen ze zich zo accuraat inleven in hun rol? Hellinger verwijst zelf naar het werk van de Britse bioloog Rupert Sheldrake die met zijn theorie van de ‘morfogenetische velden’ het best verklaart hoe het geestelijk veld van een opstelling, waar de representanten in staan, verwijst naar eerdere gebeurtenissen en ervaringen van een familie of groep. En daarin spelen zich fundamentele processen af. Een opstelling toont de bouwstenen van je leven en wijst essentiële aspecten ervan aan, ook aspecten die niet op het eerste zicht te zien zijn. Ze maakt patronen zichtbaar die onderhuids sluimeren, waarvan de leden van de familie zich vaak niet bewust zijn, ze toont hoe verhoudingen in de diepte werken. Een opstelling zoekt uiteindelijk wat opnieuw leven geeft, boven elk oordeel. Ze doet recht aan wat is geweest en creëert toekomst.
Hoe werkt een opstelling?
Een opstelling is een heel fysiek gebeuren, vaak zijn mensen heel vermoeid na een opstelling. In een opstelling ontwikkelt zich een verhaal waar de verschillende dynamieken die spelen bij een persoon (en zijn/haar familie) passeren. Kort samengevat gaat het van de probleemstelling tot de ontknoping. Je doorloopt niet alleen een groot deel van je familiegeschiedenis, het is vaak een emotionele rollercoaster, waarbij je kunt tuimelen van een gevoel van diep gemis naar kwaadheid of verdriet naar ten slotte een gevoel van pure liefde. Het mooie in een opstelling is dat je er geleid wordt door de wijsheid van je lichaam en je zintuigen. Complexe informatie over jezelf en je (familie)omgeving krijgt een fysieke vertaling, heel krachtig en helder. Daardoor wordt deelnemen aan een (familie)opstelling een totaalervaring. Je krijgt inzichten maar ook een sleutel in handen om je leven anders te sturen.
Bij een klassieke opstelling nemen onbekenden de plaats in van je familieleden, dit zijn de representanten. Ze staan in het wetende (of morfogenetische) veld, op basis van informatie die ze ontvangen (dit bestaat uit de lichaamsgewaarwording, de neigingen, de bewegingen en het gevoel die ze op die plek hebben) vertolken ze de personen wiens plek ze representeren. Op die manier breng je de verhoudingen in beeld, onderzoeken we de ordening, de balans geven-nemen.
Wat is typisch aan 1-op-1-opstelling?
De basisprincipes waar in een 1-op-1-opstelling mee gewerkt hebben, zoals ik die boven beschreef, zijn dezelfde als in een opstelling met verschillende representanten. Het grote verschil is dat je in een 1-op-1-opstelling maar met 2 personen bent. De cliënt en de begeleider/facilitator.
Het moeilijke als begeleider is dat je vele rollen op je neemt. In de eerste plaats begeleid je de opstelling, waarbij je steeds het overzicht van de opstelling moet zien, de vraag die de cliënt wilt onderzoeken, het probleem waar hij/zij mee worstelt. Maar je moet ook de cliënt nabijheid en steun kunnen geven. Tegelijk moet je helemaal in de rol van de verschillende representanten kunnen stappen. Als je het vanop afstand bekijkt, is dat een heel complex gebeuren. Eens je in de opstelling staat als facilitator is dit heel eenvoudig. Het vraagt een houding van niet-gefocuste aandacht, een aanwezig zijn waarbij je je richt op het geheel. In de context van een opstelling verstaan we onder ‘het geheel’, de cliënt en zijn (familiale) geschiedenis, zijn gezin van oorsprong, de belangrijke gebeurtenissen die hem hebben bepaald. Bert Hellinger spreekt hier over het ‘lege midden’, . Voor mij is het een stille, meditatieve plek waarbij je zowel in contact bent met je eigen gewaarwordingen (zowel fysiek als psychisch), je gevoelens en gedachten en van daaruit voorstellen doet voor interventies en wendingen in de opstelling. Dat lege midden is een houding van rust, heel open en ontvankelijk voor de informatie die om en rond de cliënt in de opstelling hangt. Het is een plek waar je zowel betrokken als kordaat bent, empathisch en neutraal.
Er zijn verschillende instrumenten om in 1-op-1-opstellingen te werken. Ik werk met vloerankers, geplastificeerde papieren (eerder ronde vormen voor vrouwen of vrouwelijke principes, eerder rechte, hoekige vormen voor mannen of mannelijke principes). Het magische aan een opstelling (en dat geldt even zeer voor een ‘gewone’ opstelling) is dat je hiermee voldoende info krijgt om een opstelling uit te voeren. Het ‘energetisch’ of ‘morfogenetisch’ veld verschaft de informatie die aanwezig is in het systeem van de cliënt. Merkwaardig is dat ik als begeleider soms zaken opmerk die de cliënt niet heeft benoemd of die hij/zij zelf helemaal vergeten was. Sommige zaken kun je afleiden uit lichaamshouding, een beweging, een zucht of iemand die uit contact gaat en dissocieert. De opstelling is slimmer dan de cliënt en de begeleider. Dat heeft niets met helderziendheid te maken maar zoals ons onbewuste veel informatie uit ons verleden heeft opgeslagen, zo merk je ook dat een energetisch veld veel info opgeslagen heeft uit het systeem van de cliënt.
Jan Timmerman is filosoof en therapeut en heeft 20 jaar ervaring in het werken met opstellingen. Hij geeft regelmatig cursussen en workshops, en heeft een eigen praktijk (Praktijk De Keerkring) waar hij individueel met opstellingen werkt. Intuïtie en no-nonsense met respect voor de cliënt zijn voor hem belangrijk.
https://praktijkdekeerkring.be/
Link naar vorming:
https://www.jo-in.be/vorming/werken-met-individuele-opstellingen